Dudok ontwierp ook gebouwen die niet mooi waren, maar gewoon functioneel. Zoals elektriciteitshuisjes. Ook zijn woningen waren niet altijd fraai. En soms zelfs bewust. Zo bouwde hij eind jaren ’20 in opdracht van de gemeente 24 ‘overgangswoningen’ en een doorgangshuis voor asociale gezinnen die volgens de gemeenteraad “het wonen nog moeten leeren”. Het werd het 15e woningbouwcomplex, aan de Spechtstraat, Eksterstraat en Mezenstraat in Hilversum.
Ook toen klaagde de buurt steen en been, uit vrees dat hun eigen huizen in waarde zouden dalen. Bovendien vond men de overgangshuizen lelijk. Hun bezwaarschrift sprak van “allerlei tekortkomingen, die er op wijzen dat de architect niet met liefde en zorg het plan heeft uitgewerkt.” Maar de bouw ging door.
De woningen waren extreem sober. Er werd zo min mogelijk hout gebruikt, want dat kon kapot gaan. Vloeren en keukens waren van beton. Toen de gemeenteraad Dudok opdracht gaf een gebouwtje bij te bouwen voor een wascentrifuge, was de bouwmeester daar fel tegen: “De orde en gaafheid van het plan gaan er totaal door verloren.” Maar het gebeurde toch.
Begin jaren ’50 was het 15e woningbouwcomplex totaal verwaarloosd en dreigde instorting. De gemeente besloot tot sloop en tot de bouw van een nieuw complex van ‘overgangswoningen’ voor asocialen aan de Meerweg: het 23e woningbouwcomplex. Dat bestond uit 11 woningen, ook sober uitgevoerd met veel beton. Het complex lag dicht bij de rioolzuivering en de vuilnisbelt. Een erbarmelijke situatie, vond de GGD destijds. In 1956 werd het complex uitgebreid met 9 woningen en een dienstwoning van de toezichthouder.
Tekst gebaseerd op ‘Wonen in de marge’, Floris Joustra, www.albertusperk.nl








“IETS ” was beter dan niets in die tijd maar herinner me de blijheid van mijn ouders toen ze eindelijk
een bescheiden woning vonden ,ook al was het een huurwoning !
LikeLike