Josselijn Santegoets is architect, gespecialiseerd in duurzame restauratie, en was van 2016 tot 2017 bestuurslid van het Dudok Architectuur Centrum (DAC) in Hilversum. Haar reactie op het opgedoken geluidsfragment van Dudok uit 1954:

Josselijn Santegoets
“Dudok’s stemgeluid verbaasde me. Veelvuldige omschrijvingen van hem als ‘eigenzinnig’, ‘onbuigzaam’, ‘autoritair’, ‘niet makkelijk om mee samen te werken’, hadden in mijn hoofd een andere klank gevormd. Hoewel de plechtigheid van zijn toespraak past bij de tijdgeest van de jaren ’50 en de gelegenheid waarvoor hij gevraagd is om een dankwoord te geven, ben ik verrast door de vriendelijkheid van zijn woorden en de bedaardheid waarmee hij ze uitspreekt. Hier staat geen zelfingenomen, ontoegankelijke man, maar iemand die op mij oprecht bescheiden overkomt. Alsof hij nog steeds enigszins moet wennen aan zijn status als nationaal en internationaal gevierd architect en alle daarmee samenhangende bekendheid.”
“Zijn relativeringen zullen vermoedelijk voor een groot deel zijn ingegeven door zijn drang naar volmaaktheid. Mensen die perfectionistisch zijn aangelegd, beschikken over een grote dosis zelfkritiek en zullen altijd verbeterpunten blijven zien, hoe goed hun prestaties ook zijn. Ook de wil om anderen niet teleur te stellen is kenmerkend. En juist na de Tweede Wereldoorlog (het geluidsfragment dateert uit ca. 1954 – red.) werd Dudok’s nagestreefde ‘romantische’ synthese van monumentaliteit en moderniteit steeds heftiger bekritiseerd door de snel groeiende groep aanhangers van het Functionalisme, die gedurende de wederopbouw wilden bewijzen dat hun eigen vernieuwende ideeën over woning- en stedenbouw het beste waren om snel te voldoen aan de naoorlogse bouweisen.”
“Het is niet meer dan menselijk dat een toenemende hekeling van je werk enige vertwijfeling oproept over de ‘grootsheid’ van je nalatenschap. En het lijkt wel alsof deze vertwijfeling Dudok’s latere werk ook daadwerkelijk parten is gaan spelen, want zijn trefzekere, expressieve en bezielde architectuur van weleer maakte langzaam plaats voor eentonige ‘dertien in een dozijn’ bouwwerken waarin zijn kenmerkende beeldtaal meer en meer naar de achtergrond verdween.”
“De kritiek van zijn vakgenoten heeft ook na zijn dood in 1974 nog lang doorgewerkt in discussies rondom selectie en behoud van zijn omvangrijke en veelzijdige oeuvre. Moest er bedachtzaam of pragmatisch met zijn bouwwerken worden omgegaan? Waren het monumenten of niet? Gelukkig wordt Dudok’s erfgoed inmiddels breed gekoesterd; alsof er meer tijd nodig was om zijn verdiensten en talenten op waarde te schatten. De feilbaarheid van het Functionalisme zal daar ongetwijfeld een rol bij hebben gespeeld.”
“Dat Dudok droomde van het ontwerpen van een groot publiek gebouw zoals een cultureel centrum, een regeringsgebouw of een koninklijk paleis, kan ik me goed voorstellen. Welke architect wil dat nu niet? Het is de kroon op je carrière, de kers op de taart, om iets neer te mogen zetten waar veel mensen gebruik van maken; een onderscheidend gebouw dat gezien mag worden, waarbij de ambities van alle betrokkenen hoog zijn en waarin je al je talenten tentoon kunt spreiden. Als je ook nog eens zoveel mag ontwerpen voor één opdrachtgever als Dudok voor de gemeente Hilversum gedaan heeft, dan is een dergelijke grote opdracht een uitgelezen kans om jezelf – in de veiligheid van een vaste verbintenis – enorm te ontwikkelen.”
“Kijk maar naar de totstandkoming van het Raadhuis in Hilversum in 1931, dat leest als een persoonlijke zoektocht naar Dudok’s zijn eigen stijl. Hij had vanaf zijn aanstelling in 1915 altijd al bijzondere aandacht voor juist deze opgave gehad, omdat hij hiermee hoopte zijn meesterwerk te kunnen realiseren. Dat is hem inderdaad gelukt, al moeten we een ander hoogtepunt uit zijn oeuvre – namelijk warenhuis De Bijenkorf in Rotterdam uit 1930, eveneens een groot publiek gebouw – zeker niet vergeten, ondanks dat het niet lang na de Tweede Wereldoorlog als gevolg van gedeeltelijke verwoesting door Duitse bombardementen afgebroken werd.”